Sporten met tegenzin
Hoe vaak horen we niet dat sporten en bewegen goed voor je is, of je nu patiënt bent of niet. Allemaal leuk en wel, zul je misschien denken, maar wat als je sporten helemaal niet leuk vindt?
Lang, lang geleden deed ik als kind aan sport. Judo deed ik het liefst. Toen groeide ik op en ging het me steeds meer tegenstaan. Dus sportte ik niet meer, op de vervelende gymles op school na. En daarna… tja, toen ondernam ik ook geen dolle sportactiviteiten om over naar huis te schrijven. Toch is het belangrijk voor nierpatiënten om te blijven bewegen. Daarom moet ik hoe dan ook eens aan de bak. Ik kies voor zwemmen. Oké, eerlijk is eerlijk: ik koos als eerste voor hardlopen. Maar dat schoot voor geen (letterlijke) meter op, dus dat vergeet ik maar snel. Zwemmen dus!
Zodra ik in het water lig, is het genieten. Heerlijk om het hoofd even leeg te maken tijdens het baantjes trekken. Ondertussen leuke jongens spotten. Daarna mezelf hullen in een grotesk strandlaken. En thuis met een voldaan gevoel op de bank ploffen, want achteraf voelt het altijd goed. Lichamelijke moeheid, met een gevoel van voldoening over de gedane arbeid. Ik ben wel kapot voor de rest van de dag, maar op sportloze dagen ren ik ook niet de hele dag door. Dus even pauze moet kunnen.
Helaas helpt dat fijne gevoel van voldoening mij niet om de week erop weer naar het zwembad te gaan. Met groeiende tegenzin verzin ik uitvluchten. Ook ben ik een meester in uitstellen. Waarom vandaag iets doen als het morgen ook kan? Helaas wordt morgen weer overmorgen en ga zo door. Van uitstel komt afstel, zo blijkt. Maar ik kan het niet maken om op te houden. Ik moet wel doorzetten.
Ineens bedenk ik wat de sleutel tot een oplossing zou kunnen zijn; ik ben een gewoontemens. Misschien herkent u dat en hebt u elke dag een vast ochtendritueel, of eet u bijvoorbeeld altijd op woensdagen spaghetti. Wat als ik mezelf inprent dat zwemmen een vaste gewoonte moet worden?? En zo sleur ik mijzelf week na week naar het zwembad om een routine op te bouwen. Naar mijn smoesjes luister ik niet...:
‘Ik ben toch eigenlijk wel erg moe.’
Innerlijke stem: ‘Dan zwem je wat langzamer.’
‘Het water voelt zo koud aan.’
Innerlijke stem: ‘Dan zwem je weer wat harder.’
‘De koelkast is bijna leeg.’
Innerlijke stem: ‘Dan eet je vandaag kliekjes en doe je morgenvroeg de boodschappen.’
‘Het regent zo hard buiten.’
Innerlijke stem: ‘Dan zwem je maar naar het zwembad toe.’
En zo weet ik het een paar maanden vol te houden. Dan ga ik eens een week niet. En wat blijkt? Ik mis het. Ik heb het idee dat er iets ontbreekt. En dat klopt volgens mijn nieuwe routine. Dus die week daarop ga ik wel weer zwemmen. En vanaf dat moment... zelfs ook nog met veel plezier.

Bianka Holtermann kreeg een donornier van haar vader. Ze schrijft voor ons tijdschrift Nier Magazine over de invloed van nierproblemen op haar dagelijks leven.